Blootstelling aan ioniserende straling kan op twee manieren: door bestraling en door besmetting.
Bestraling treedt op wanneer radioactief materiaal het lichaam vanop een afstand en buiten het lichaam bestraalt. Er is niet noodzakelijk direct fysiek contact tussen het lichaam en het radioactief materiaal. Voorbeeld: medische diagnoses via radiografie of scanner; hierbij wordt het lichaam van de patiënt aan röntgenstraling blootgesteld.
De bestraling stopt wanneer de persoon zich ver genoeg van de bron verwijdert of wanneer de bron geen ioniserende straling meer uitzendt.
Komen we fysiek in contact met radioactieve stoffen, dan spreken we over een radioactieve besmetting.
In tegenstellng tot bestraling, kan besmetting overgedragen worden (via ingeademde lucht of door het eten van besmette voedingsmiddelen). Zolang de radioactieve bron niet wordt verwijderd, blijft de besmetting bestaan.
Partner, Vergunningverlening en advies, Toezicht NORM en röntgen, MBRT